door: Aernoudt Knecht
Omringd door heilige relikwieën, offers en potten vol brandende wierook, in een dorpje vlakbij Ubud, zit een priester op het plateau van zijn huistempel te bidden. Zijn linkerhand bespeelt een koperen bel en hij herhaalt lange mantra’s. Het is maart, heel vroeg in de ochtend, net na zonsopgang, en de mist van de voorbije nacht is nog niet opgetrokken. Ik ben in Bali en het lijkt alsof de heldere klank van de bel wil kenbaar maken dat de goden aanwezig zijn. De sfeer in de tempel is intens rustig. De balans tussen passie en rust die ik hier voel is typisch voor het eiland. Nergens anders heb ik ooit zoiets ervaren.
Terwijl de priester in een onverstoorbare toestand van ‘zijn’ verblijft, is het rondom hem een gezellige drukte. Een groepje vrouwen is in de weer om alles in goede banen te leiden. Enkele bezoekers hebben zich verzameld om gezegend te worden, ik ben onder hen, en de vrouwen wassen onze handen met heilig water. Ze ontvangen onze offergaven, plaatsen die in de tempel, en ontsteken de wierook. Enkele dagen eerder vertelde Sri, de vrouw van een priester, me dat in Bali enkel mannen priester kunnen worden en dat priesters meestal meerdere vrouwen hebben. Ze verzekerde me dat ze juist blij was dat haar man er nog andere vrouwen op nahoudt. Eén vrouw kan immers onmogelijk al het werk in een tempel in haar eentje aan. En nu houdt ze nog tijd over om dingen te doen voor zichzelf.
Hoog op zijn plateau is de priester nog steeds bezig de ‘poorten naar de hemel’ te openen. Zijn oudste vrouw gebaart mij, en vier van mijn metgezellen, dat we op het bankje voor hem mogen plaatsnemen. Hij onderbreekt even zijn gezang, zet de bel naast zich neer en neemt de kruik aan die zijn vrouw hem aanreikt. Terwijl de priester opnieuw begint te reciteren, doet de vrouw voor hoe ik mijn handen moet vouwen. Hij giet water in mijn handen en zij toont me wanneer ik moet drinken, en wanneer ik het water over mijn hoofd moet sprenkelen. Hij geeft me rijst en twee bloemen. De rijst breng ik – naar Balinese gewoonte – aan op mijn voorhoofd, en de bloemen steek ik achter m’n oor.
Ik ben nu enkele weken in Bali. Spiritualiteit is overal zichtbaar aanwezig. Er zijn duizenden officiële tempels, meerdere per dorp. Elke familie heeft haar eigen huistempel, en in ieder rijstveld staat een schrijn. Zelfs ver van de bewoonde wereld, midden in het woud, bevinden zich tempels. Al vanaf het moment dat ik het vliegveld uitstapte, werd ik verrast door indrukwekkende sculpturen van goden en geesten. Alles zindert van energie en het lijkt wel of de stenen sculpturen ieder moment kunnen gaan bewegen.
De belangrijkste en meest zichtbare religieuze activiteit in Bali is het offeren. Het zijn de vrouwen die dit ritueel uitvoeren. In een bijzonder soort meditatieve rust vlechten ze prachtige offermandjes uit palmbladeren waarin ze allerlei moois en lekkers verzamelen: bloemen, koekjes, rijst, tabak… Deze offermandjes worden, met de nodige hoeveelheid wierook, aangeboden aan de voorouders, de goden, de spirits, Boeddha, de planten en de dieren… Elke dag opnieuw drukken ze zo hun respect en dankbaarheid uit voor elke vorm van leven en voor de krachten die hun bestaan beïnvloeden. Je kunt eindeloos blijven denken over het leven, maar Balinese vrouwen leren me dat spiritualiteit vooral doén is.
Welk wereldbeeld of religieuze overtuiging je ook hebt, of je nou gelooft in goden of niet, het raakt je als je mensen eer ziet brengen aan het feit dát ze bestaan, dát ze voorouders hebben en dát er onbevattelijke krachten werkzaam zijn in hun leven. De aanwezigheid van al die offermandjes in de tempels, bij de ingangen van huizen, aan rivierbeddingen, op kruispunten, in winkels, overal waar je komt, doet je anders naar de wereld kijken. Alles krijgt betekenis en kracht. Alles lijkt bezield. Nu ik de Balinese vrouwen bezig heb gezien, begrijp ik waarom de sculpturen zo levend lijken. Ze worden dagelijks opgeladen met de energie van de offerende vrouwen. Hun aandacht en toewijding spelen een grote rol in de magische sfeer waarvan Bali doordrongen is.
Balinezen oordelen niet over de werkelijkheid vanuit de begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’, maar spreken over lagere krachten en hogere krachten. Ook aan de lagere krachten wordt geofferd. Ook al werken sommige krachten verstorend of destructief, in de balans van het grotere geheel heeft het geen zin het ene te eren en het andere te negeren. De Balinese spiritualiteit draait om drie vormen van balans. Balans tussen mens en mens. Balans tussen mens en wereld. En balans tussen mens en de goden.
Na de zegening door de priester, een laat ontbijt, en een bezoekje aan een internetcafé, begeef ik me naar de plaats waar we afgesproken hebben met Darta. Hij zal ons begeleiden naar een tempel in een ander dorp. De familie of clan die deze tempel beheert, komt elk Balinees jaar – dat 210 dagen telt – samen voor een groot ritueel. Darta vertelt ons dat sommige mannen tijdens dit ritueel in trance gaan, zodat de goden via hen boodschappen aan de familie kunnen doorgeven. De intensiteit van dit ritueel trekt me bijzonder aan en ik kijk er naar uit.
Wanneer we in de vroege namiddag op het plein voor de tempel aankomen, is het er al een geroezemoes van jewelste. Mensen van alle leeftijden stromen toe uit het dorp om het ritueel mee te maken. Kinderen, gekleed in hun mooiste tempelpakje, zoeken alvast een plaatsje op de tempelmuur om alles goed te kunnen zien. Terwijl het plein zich steeds verder vult speelt een groot gamelan orkest melodieuze ritmes.
Elk plateau van de tempel is volgestapeld met torenhoge offers, bestaande uit fruit, rijst, koekjes, en andere lekkere dingen. Wanneer de goden de offers hebben aanvaard, zullen ze dienen als feestmaaltijd voor de familie. In een hoekje van de tempel zitten de jonge mannen van de clan, die tijdens het ritueel in trance zullen gaan, zich samen voor te bereiden.
Een stoet muzikanten en kinderen met vlaggen, gevolgd door een rij vrouwen met offergaven en de jonge mannen in hun zwart-wit geblokte sarongs, begeeft zich naar de rivier om gezegend te worden. Alle toeschouwers wachten geduldig op hun terugkeer. In Bali hebben de mensen tijd.
De eerste vrouwen die terugkeren, beginnen met het klaarmaken van offers bij de ingang van het plein. Er is vanalles gaande. Er broeit iets tussen de vrouwen, de precieze inhoud ervan ontgaat me.
Ieder gaatje en muurtje van het tempelplein raakt gevuld met mannen, vrouwen en kinderen. Ze willen geen moment van deze ceremonie missen. De gamelan voert langzaam het tempo op en steeds meer vrouwen van de clan verzamelen zich in een halve cirkel op het tempelplein. De aanblik van de grote groep Balinese vrouwen in tempelkledij is adembenemend. Als een ontvangstcomité wachten ze op de terugkeer van de mannen. Het hele gebeuren duurt nu al uren en de spanning bouwt op.
Het wordt me steeds duidelijker dat de trance van de mannen slechts het meest zichtbare en spectaculaire deel is van het hele ritueel. De mannen kunnen enkel in trance gaan als er een heilige ruimte is die dat toelaat. De opzwepende klanken van de gamelan en de massa verwachtingsvolle toeschouwers op het plein, dragen bij aan de opbouw van het energetische spanningsveld. En het zijn de vrouwen op het tempelplein die de ruimte creëren en de stuwende kracht achter het hele gebeuren zijn.
Bij zonsondergang is de groep vrouwen op het plein voor de tempel zo groot geworden dat ik het overzicht verlies. De lucht zindert van energie en ik voel dat mijn hart sneller gaat kloppen. De muziek van de gamelan versnelt naar een duizelingwekkend tempo.
De eerste mannen stormen het plein op …
Tekst & Foto’s door: Aernoudt Knecht
© 2005
voor het eerst gepubliceerd in het Nederlands
www.trancedans.net